7
Marcus, de
Evangelist, buiten Alexandrië gesleept om verbrand te worden,
en onderweg gestorven.
[Jaar 64
.]
De Evangelist Marcus wordt algemeen gehouden voor Johannes,
bijgenaamd Marcus, een man uit de besnijdenis en neef van Barnabas,
wiens moeder Maria heette, en eene zeer godzalige vrouw was, die hare
woning te Jeruzalem leende tot de samenkomsten der Christenen. Hij was
eerst verkozen tot een dienaar van Paulus en Barnabas; maar op de reis
naar Pamphylië keerde hij weder naar Jeruzalem terug. Om hem
(zooals wij in het leven van Barnabas verhaald hebben) ontstond er eene
verbittering tusschen Paulus en Barnabas, zoodat zij van elkander
scheidden, en Paulus Silas medenam op reis en Barnabas dezen Marcus.
Maar, toen deze twist geëindigd, en de zaak bijgelegd was,
beval
Paulus uit zijne gevangenis dezen Marcus der gemeente van Colosse aan,
en verzocht, dat zij hem ontvangen zouden als een mede-arbeider in het
koninkrijk Gods; en gebood ook Timotheüs, dat hij Marcus zou
medenemen en bij hem brengen, omdat hij hem zeer nuttig was tot den
dienst. Hij heeft ook bij Paulus in de gevangenis vertoefd, en hem
groote en getrouwe hulp en bijstand in zijne gevangenschap bewezen.
Petrus noemt Marcus ook zijn zoon, zonder twijfel, omdat hij hem voor
Christus had gewonnen, of omdat hij zijn leerling, tolk en schrijver
was; want het Evangelie heeft hij, op verzoek van de geloovige broeder
te Rome geschreven, na den dood van Simon den toovenaar, op last en
bevel van Petrus, volgens de mededeelingen, die hij aangaande Christus
uit Petrus' mond had ontvangen, zooals ook Hieronymus getuigt, als hij
zegt: ,,Marcus,
een leerling van Petrus, daartoe van de broeders te Rome verzocht
zijnde, naar hetgeen hij Petrus had hooren verhalen, heeft een kort
Evangelie geschreven, hetwelk Petrus na het gezien te hebben, heeft
goedgekeurd en der gemeente op zijn woord te lezen gegeven."
Daarna is Marcus door Petrus naar
Egypte gezonden,
en, terwijl hij zijne reis nam over Aquila de hoofdstad van Friol,
heeft hij daar velen tot het geloof gebracht en Hermagoras tot een
herder over de gemeente achter gelaten. Vervolgens reisde hij naar
Afrika, en heeft in Lybië, Marmorika, Ammonika, Pentapolis
allerwegen het Evangelie verkondigd, en vertoefde eenige jaren te
Alexandrië, dat hij tot zijn woonplaats genomen heeft.
Aangaande zijn dood schrijft Hiëronyms
alleen, dat
hij te Alexandrië gestorven en begraven is, in het achtste
jaar
der regeering van Nero, het vier en zestigste na de geboorte van onzen
Zaligmaker, en dat Anianus daar in zijne plaats opziener geworden is.
Gelasius beweert, dat hij als martelaar is gestorven. ,,Marcus", zegt
hij, ,,door Petrus naar Egypte gezonden zijnde, heeft het woord der
waarheid aldaar trouw gepredikt, en zijne getuigenis met zijn bloed
heerlijk bezegeld." Met dit bericht stemmen ook alle oude en nieuwe
Grieksche en Latijnsche martelaars boeken overeen.
De geschiedenis meldt verder, dat, toen Marcus in
het
achtste jaar der regeering van Nero op het Paaschfeest gedachtenis
vierde van het bitter lijden en sterven van Christus, de heidensche
priesters met al het volk hem overvallen, en met haken en touwen, die
zij om zijn lichaam geslagen, uit de vergaderplaats getrokken, en langs
de straten tot buiten de stad gesleept hebben, zoodat het meerendeel
van zijn vleesch aan de scherpe steenen is blijven hangen, en zijn
bloed op den grond werd vergoten, totdat hij, onder het uitspreken van
de laatste woorden van onzen Zaligmaker, zijn geest in de handen des
Heeren overgaf, uitroepende",,Heere,
in uwe handen beveel ik mijnen Geest!"
Volgende
verhaal
Terug
index verhalen